Want to create interactive content? It’s easy in Genially!

Get started free

LEARNING UNIT MICROSITE

Scholengroep 20

Created on December 21, 2022

Start designing with a free template

Discover more than 1500 professional designs like these:

Genial Calendar 2026

School Calendar 2026

January Higher Education Academic Calendar

School Year Calendar January

Academic Calendar January

Choice Board Flipcards

Comic Flipcards

Transcript

Verschillende werkvormen

frontale werkvormen

interactieve werkvormen

opdracht-vormen

coöperatieve werkvormen

spelvormen

frontale werkvormen

excursie

Vertellen

Demonstreren

Doceren

doceren

Bij deze werkvorm gaat de leerkracht leerinhouden op mondelinge wijze overdragen. Gedurende korte momenten in de klas of via instructiefilmpjes kan doceren een echte meerwaarde bieden om leerlingen de nodige informatie aan te bieden. Om aandacht van leerlingen te behouden is actief doceren aan te raden: je verwerkt hierbij concrete voorbeelden of misconcepties in jouw doceermoment.

Wanneer leerlingen leerinhoud niet zelf kunnen vinden of wanneer er te weinig voorkennis is, is actief doceren een gepaste werkvorm. Denk maar aan jouw leerkracht geschiedenis die jou meenam in zijn verhaal in een hoorcollege over de 80-jarige oorlog.

demonstreren

De leerkracht maakt een bepaalde handeling of de werkwijze van iets aanschouwelijk. Want een beeld zegt soms meer dan duizend woorden! Visueel opnemen van leerinhouden zorgt voor beter memoriseren bij leerlingen.

TIPS:

  • Toon de handeling eerst in zijn geheel met globale uitleg zonder in detail te treden
  • Demonstreer nadien de handeling opnieuw, stap voor stap, in vertraagd tempo en in detail besproken
  • Toon de handeling nadien nog eens in zijn geheel opnieuw en laat jouw leerlingen de handelijk dan ook uitvoeren. Voorzie een stappenplan met alle deelhandelingen en informatie.

vertellen

Het vertellen van een verhaal:

  • waar leerlingen zich in kunnen inleven,
  • waar je de beschrijving van een gebeurtenis geeft maar ook de verklaring,
  • of een ooggetuigenverhaal,
zijn geschikt om aandacht van leerlingen te trekken.

Hoe?

  • Zelf vertellen
  • Voorlezen
  • Poppenkast
  • Schimmenspel

excursie

Ga samen met je leerlingen op stap naar de 'echte' wereld! Door een excursie kan je authenticiteit in jouw lessen integreren. Neem je leerlingen mee naar een reële context, zoals bijvoorbeeld een bedrijf of organisatie, een museum, een bos, enzovoort. De toepassing van theorie in werkelijkheid zien werkt erg motiverend.

Een excursie beidt trouwens mogelijkheden om met jouw collega's samen te werken en geïntegreerde leerinhouden aan te bieden.

Interactieve werkvormen

Casestudie

Discussie

Klassengesprek

Dilemma

dilemma

Leerlingen worden gedwongen te kiezen uit twee alternatieven. Om te kunnen bepalen welk hun voorkeur heeft, moeten de leerlingen nagaan welke gevoelens en/of gedachten ze over zichzelf hebben. Hoe inzetten tijdens de les?

Voorbeeldvragen:

  • dorps- of stadsmens?
  • vandaag persoon of morgen persoon?
  • tien miljoen euro ontvangen in ruil voor tien levensjaren of betaal je liever een miljoen euro voor tien extra levensjaren?

Klassengesprek

Wanneer klassengesprek inzetten?

  • peilen van beginsituatie: leerlingen ervaringen laten uitwisselen over een nieuw onderwerp zodat je als leerkracht weet waar je aan toe bent
  • bevorderen creatief denken: leerlingen op zoek laten gaan naar oplossingen
  • bevorderen sociaal en veilig leer- en leefklimaat: leerlingen leren open gesprekken voeren
  • evalueren van het gevolgde onderwijs: bespreking van, een gemaakt proefwerk

Bij een klassengesprek ligt de nadruk op het doorgeven van persoonlijke ideeën of ervaringen tussen leerlingen. Het doel is om zicht te krijgen op de medeleerling zijn/haar kennis, inzicht en belangstelling.

Rol van de leerkracht

Discussie

Bij discussievormen is het belangrijk voor leerlingen om te komen tot gemeenschappelijke besluitsvorming. Hiervoor moeten leerlingen hun eigen inzicht of oordeel in vraag durven en kunnen stellen of elkaar juist durven en kunnen overtuigen. Hiervoor is een goede kennis van de leerinhoud verreist.

Globaal zijn er drie fasen te onderscheiden:1. beeldvorming: leerling gaan zo een volledig mogelijk beeld maken van het probleem of de vraagstelling 2. oordeelvorming: afwegen van voor- en nadelen van mogelijke oplossingen, samen brainstromen 3. besluitvorming: het kiezen van de beste oplossing en stappen die nodig zijn om het probleem op te lossen.

Case study

Een casus beschrijft een omschrijving van een situatie, probleem of gebeurtenis in een reële en herkenbare situatie waarin leerlingen zich moeten verplaatsen. De beschreven situatie kent enkele dilemma's waarbij leerlingen onderbouwde besluiten/handelingen bedenken.

Leerlingen gaan (in groep) de casus bestuderen en analyseren en maken opdrachten en/of een caseverslag. Er volgt een klassikale discussie over de mogelijke oplossingen.

opdrachtvormen

stripverhaal Schrijven

Muurkrant

Schrijfronde

Toetsvragen maken

Er bestaan uiteraard talloze opdrachtvormen. Hou er vooral rekening mee dat bij opdrachtvormen: - het proces belangrijker is dan het product, - leerlingen verbanden leggen tussen verschillende leerstofonderdelen.

Toetsvragen maken

Leerlingen gaan leerinhoud verwerken door er zelf toetsvragen over te maken die eventueel later bij een officiële toets worden voorgelegd. Door deze vragen te formuleren laten leerlingen zien of ze de essentie van de les (leerdoel) begrepen hebben.

Volgend schema van vraagvormen kan aan leerlingen worden meegegeven.

stripverhaal schrijven

Leerlingen krijgen de opdracht een verhaal te schrijven in stripvorm. Dit verhaal kan zelf bedacht zijn door de leerling of aangereikt door de leerkracht.

Deze werkvorm kan ingezet worden om:

  • Een beginsituatie te achterhalen: wat weten leerlingen over een bepaald onderwerp?
  • Een samenvatting van het geleerde weer te geven.
  • Leerlingen zich te laten verdiepen in een thema en het aan medeleerlingen overbrengen aan de hand van de strip.
  • ...

schrijfronde

Bij een schrijfronde gaan leerlingen schriftelijk reageren op een:

  • stelling
  • controversiële bewering
  • meningsvorming gerichte vraag over een onderwerp

Hoe inzetten tijdens de les?

  • Elke leerling schrijft op een vel papier een stelling, vraag of opmerking n.a.v. een gebeurtenis, een tekst, een bepaald onderwerp,... Hij zet zijn naam eronder en geeft het papier door aan zijn linker buur.
  • Deze leest wat erop staat en reageert er kort op. Die reactie kan zijn: een tegenvraag, een opmerking, een tegenwerping of een beantwoording.
  • Dit gaat door tot het papier teruggekomt bij de oorspronkelijke schrijver.
  • De reacties worden gelezen door de leerling waarna de discussiefase begint.

muurkrant

Een muurkrant is een geschreven en getekende krant die opgehangen wordt waarbij een probleem of onderwerp aan medeleerlingen kenbaar gemaakt wordt. Foto's, tekeneningen, schema's, krantenknipsels, slagzinnen en verslagen maken deel uit van de muurkrant.

Hoe starten aan een muurkrant? Elk groepje leerlingen kiest een thema of afgebakend probleem en verzamelt er informatie over. Bij het maken van de krant staan leerlingen stil bij volgende hulpvragen:

  • Wordt het probleem duidelijk omschreven?
  • Zijn alle feiten even belangrijk?
  • Welke meningen worden gegeven?
  • Is er een oplossing die kan voorgesteld worden?
De kranten worden opgehangen in de klas en voorgesteld door de leerlingen.

Coöperatieve werkvormen

bron: wij-leren.nl/cooperatieve-werkvormen-artikel

denken Delenuitwisselen

flitsen

om de beurt

dobbelen

interview

GENUMMERDE HOOFDEN

woordenweb

placemat

stam en expert

Brainstorm

binnencirkelbuitencirkel

PUZZELS

ronde

wandelwissel uit

hoeken

Denken delen uitwisselen

De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag. De leerlingen krijgen een á twee minuten om over het antwoord na te denken. Daarna overleggen ze in tweetallen. Tenslotte worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld.

Handige werkvorm ... om voorkennis te activeren om te oriënteren op een opdracht. bij zelfstandige verwerking voor reflectie of terugblik Tijdsduur: ongeveer vijf minuten.

Flitsen

De leerkracht leert de leerlingen een bepaalde vaardigheid, bijvoorbeeld de tafel van 6. Dan deelt hij flitskaarten uit, waarbij aan de ene kant de som staat en aan de andere kant het antwoord. Het is het handigst als elke leerling een eigen setje maakt. De leerlingen gaan in tweetallen zitten. De één leest de tafelsom voor, de ander noemt het antwoord. Als het goed is, krijgt hij het kaartje. Als het antwoord fout is, dan gaat het kaartje onderop de stapel. Dit gaat net zo lang door tot de leerling de hele stapel heeft. Daarna wisselen de kinderen van rol. Aan het einde bespreekt de leerkracht klassikaal na hoe het ging.

Deze werkvorm kan ingezet worden als zelfstandige verwerking. Hij is erg handig bij het automatiseren van rekenen, spelling, topografie en jaartallen. Tijdsduur: ongeveer tien tot vijftien minuten.

om de beurt

Deze werkvorm kan tijdens diverse momenten van de les ingezet worden. Tijdsduur: ongeveer vijf tot tien minuten.

De leerlingen zitten in tweetallen. De leerkracht stelt een vraag waarbij meerdere, korte antwoorden mogelijk zijn. Een voorbeeldvraag is: welke landen in Europa ken je? De leerlingen geven om de beurt een antwoord. Dat kan mondeling, maar ook op een gezamenlijk blaadje. Daarna volgt een klassikale afronding, waarbij enkele leerlingen hun antwoorden noemen.

dobbelen

In de klas wordt een tekst gelezen en nabesproken. Daarna gaan de kinderen in groepjes zitten. Elk groepje heeft één of twee dobbelstenen, waarop bijvoorbeeld staat: ‘wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom,...’. Op de andere dobbelsteen kunnen werkwoordsvervoegingen staan, zoals: ‘is, kan, doet, wil, heeft, zal’. Met de twee woorden die gegooid worden, maakt een van de leerlingen een vraag, die de groepsgenoten vervolgens beantwoorden. Daarna mag de volgende leerling gooien. Tenslotte volgt de klassikale nabespreking.

Deze werkvorm is geschikt als zelfstandige verwerking bij tekstbegrip van taal en zaakvakken. Tijdsduur: ongeveer vijftien tot dertig minuten.

interview

De leerkracht vertelt over welk onderwerp de kinderen elkaar gaan interviewen en maakt tweetallen. De leerlingen bedenken welke vragen zij willen stellen en schrijven ze op. Daarna interviewen de leerlingen elkaar, waarbij ze ook goed doorvragen. Tenslotte volgt de klassikale nabespreking. Deze werkvorm is geschikt om informatie, meningen en oplossingsstrategieën uit te wisselen. Interviewen stimuleert het creatief denken en het tekstbegrip.

De leerkracht kan deze werkvorm inzetten als oriëntatie of om de voorkennis te activeren, maar ook als zelfstandige verwerking of reflectieopdracht. Tijdsduur: ongeveer vijftien minuten.

woordenweb

Elk groepje krijgt een vel papier, met een cirkel in het midden. In die cirkel staat het onderwerp. De leerlingen schrijven/tekenen om de beurt iets over het onderwerp. Elk groepslid heeft een eigen kleur pen, zodat de leerkracht achteraf kan zien wat de inbreng van iedere leerling was. Als dat klaar is, geven de leerlingen met pijlen de relaties tussen de begrippen/tekeningen weer. Oudere leerlingen kunnen daarbij focussen op positieve en negatieve terugkoppelingen. Bij de pijlen mag ook iets geschreven worden.

Het woordenweb kan op diverse momenten van de les ingezet worden. Tijdsduur: ongeveer vijftien minuten.

brainstorm

De brainstorm is bruikbaar als oriëntatie of om de voorkennis te activeren. Hij nodigt uit tot creatief denken. Tijdsduur: zonder perspectieven ongeveer tien minuten, met perspectieven ongeveer 30 minuten.

Bij het brainstormen geeft de leerkracht een opdracht aan de groepjes. Een STEM-gerelateerd voorbeeld is: bedenk in 5 minuten zoveel mogelijk ideeën waarin LED een oplossing voor een realistisch probleem kan zijn. De leerlingen borduren voort op de ideeën van de andere groepsleden. Elke inbreng is waardevol, ook gekke ideeën. Een van de leerlingen is schrijver. Je kan de brainstorm een extra twist geven door leerlingen vanuit 4 verschillende perspectieven te laten kijken: het perspectief van de toeschouwers (de gebruiker van het systeem), de dromers (wat is dé droomoplossing), de realisten (hoe kunnen de dromen omgezet worden in werkelijkheid) en de critici (wat zijn risico's en obstakels voor dit idee). Daarna volgt een klassikale nabespreking van de resultaten.

genummerde hoofden

Deze werkvorm kan op verschillende momenten van de les ingezet worden. Tijdsduur: afhankelijk van de opdracht en leeftijd, 5 minuten tot 10 minuten.

Verdeel de klas in groepjes. Alle leerlingen in het groepje krijgen een nummer. De leerkracht geeft een opdracht, waar aan het eind iedereen een antwoord op moet weten. Elke leerling denkt voor zichzelf hierover na en schrijft het antwoord op. Daarna vertellen ze om de beurt hun antwoord aan de andere groepsleden. Ze overleggen wat het juiste antwoord is, dit moet elke leerling aan het einde weten. Tenslotte noemt de leerkracht een nummer. In elk groepje heeft de leerling met dat nummer de taak om aan de klas te vertellen wat hun groepsantwoord is.

STAM EN EXPERT / jigsaw

Deze werkvorm is erg geschikt voor zaakvakken. Tijdsduur: één of meer lessen.

De leerkracht verdeelt de leerstof of opdracht in gelijke delen. De leerlingen zitten in heterogene stamgroepen. De leerkracht vertelt wat de uitkomst van het groepswerk is, bijvoorbeeld een presentatie, werkstuk of toets. Daarna krijgt elk groepslid een nummer. Vervolgens gaan alle nummers 1 bij elkaar zitten. Idem voor de nummers 2, 3 en 4. Dit zijn de expertengroepjes. Elke expertengroep focust op een bepaald onderdeel van de opdracht. Zij verdiepen zich in de tekst / de opdracht en bedenken hoe ze de informatie kunnen vertellen aan hun stamgroep. Daarna gaat iedereen terug naar zijn stamgroep. Daar vertellen de leerlingen om de beurt wat ze geleerd hebben. De leerlingen voegen alle informatie samen en maken er bijvoorbeeld een presentatie of werkstuk van. Tenslotte evalueert de leerkracht met de leerlingen het groepsresultaat.

placemat

De placemat is een vorm van zelfstandige verwerking. Tijdsduur: tien tot vijftien minuten.

Elk groepje van vier leerlingen krijgt een vel papier, met in het midden een rechthoek. Vanuit de hoeken van de rechthoek trekken de leerlingen lijnen naar de hoeken van het papier. Op die manier ontstaan er nog vier vakken, voor elk groepslid een. De leerkracht geeft een opdracht en elke leerling schrijft in zijn eigen vak zijn ideeën en antwoorden op. Daarna gaan de leerlingen overleggen en formuleren ze een gemeenschappelijk antwoord. Dat schrijven ze op in de gemeenschappelijke rechthoek. Daarop volgt de klassikale uitwisseling.

puzzels

De puzzel is een vorm van zelfstandige verwerking. Tijdsduur: tien tot vijftien minuten.

Elk groepje van vier leerlingen krijgt een envelop met kaartjes. Op die kaartjes staan stukjes tekst of (bij jonge kinderen) plaatjes. De leerlingen lezen hun kaartjes voor aan de andere groepsleden. De anderen moeten goed luisteren, ze mogen de kaartjes niet zien. In het geval van plaatjes, vertellen de leerlingen wat er op de plaatjes te zien is. Als iedereen geweest is, dan pas gaan leerlingen de kaartjes in de goede volgorde leggen. Elke leerling moet aan het einde het verhaal kunnen vertellen. Bij de klassikale nabespreking wijst de leerkracht één leerling per groep aan die het verhaal navertelt of samenvat.

RONDE

De leerkracht geeft elk groepje een opdracht, bijvoorbeeld: Noem een woord dat rijmt op… De leerlingen geven om de beurt een antwoord, dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Bij de klassikale nabespreking vraagt de leerkracht naar de groepsresultaten.

De ronde kan op diverse momenten van de les ingezet worden. Hij is vooral geschikt voor open vragen met korte antwoorden. Tijdsduur: vijf tot tien minuten.

binnencirkel buitencirkel

De leerlingen vormen twee cirkels. De leerkracht stelt een open vraag, bijvoorbeeld: welke historische persoon vind jij een held, en waarom? De leerlingen in de buitencirkel geven antwoord, de leerlingen in de binnencirkel luisteren. Daarna geven de leerlingen van de binnencirkel hun antwoord. Vervolgens draait de buitencirkel x plaatsen door. Dan stelt de leerkracht een nieuwe vraag en geven weer de leerlingen in de buitencirkel eerst antwoord. Daarna geven de leerlingen van de binnencirkel hun antwoord.

Deze werkvorm kan ingezet worden bij begeleide inoefening of als zelfstandige verwerking. Tijdsduur: tien tot vijftien minuten.

hoeken

Deze werkvorm helpt leerlingen kritisch na te denken. Tijdsduur: tien tot vijftien minuten.

De leerkracht geeft toelichting bij de hoeken. In de hoeken hangen bijvoorbeeld papieren met stellingen. De leerlingen lopen naar de hoek waar zij het mee eens zijn. Daar overleggen ze in duo’s waarom ze voor die hoek gekozen hebben. Vervolgens steken de kinderen over naar de tegenovergestelde hoek en vormen een duo met iemand uit die hoek. De een is dan dus voor de stelling, de ander is er tegen. Ze beargumenteren hun keuze en onthouden wat de ander vertelt. Tenslotte gaat iedereen terug naar zijn eigen hoek en vertelt de redenen waarom andere leerlingen voor een andere hoek hebben gekozen. Bij de klassikale nabespreking vraagt de leerkracht aan de leerlingen waarom hun partner voor een andere hoek heeft gekozen.

wandel - wissel uit

Alle leerlingen verspreiden zich onafhankelijk van elkaar in het lokaal. Als de leerkracht ‘Sta stil!’ roept, dan stopt iedereen. Elke leerling vormt een duo met degene die het dichtst bij staat. De leerkracht stelt een vraag of geeft een opdracht. De duo’s wisselen hun antwoorden uit.

Deze werkvorm lijkt erg op de binnen- en buitencirkel. Hij kan ingezet worden bij begeleide inoefening, zelfstandige verwerking of als reflectieopdracht. Tijdsduur: ongeveer vijf minuten.

Spelvormen

online spelvormen

kwartetspel

Ganzenbord

Wie is het

Wie is het?

Laat leerlingen spelenderwijs bijvoorbeeld woordenschat inoefenen. In de les Frans kan op een speelse en actieve manier met het spel 'qui est-ce'? woordenschat rond kledij, adjectieven en kleuren ingestudeerd worden.

Ganzenbord

Leerlingen gooien om de beurt en gaan het aantal gegooide ogen vooruit op het bord. Wanneer een leerling in een bepaald vakje komt, wordt een informatiekaartje voorgelezen. Voordat het spel verder gaat, moet de vraag beantwoord of opdracht uitgevoerd worden.

Een ganzenbord bestaat uit een kaart (bord) met daarop:

  • een land
  • een plaats
  • een werelddeel
  • of een traditioneel parcour
Op het bord zelf of op een papier staan de spelregels die gemaakt zijn met oog op het bereiken van bepaalde (leer)doelen. Bij het spel hoort ook een aantal kaartjes met informatie:
  • vragen die beantwoord moeten worden (met verbetersleutel),
  • opdrachten die uitgevoerd moeten worden,
  • of problemen die moeten opgelost worden.

Kwartetspel

Leerlingen zullen door vragen (en onthouden) proberen om vier kaarten (kwartet) dat bij elkaar hoort te verzamelen. Het onderwerp kan specifiek zijn, maar kan ook over verschillende vakgebieden gaan. Bijvoorbeeld over sport, gebouden in verschillende steden, bloemen, planten, ...

Online spelvormen

Ben je zelf minder creatief om een spel uit te tekenen, knippen, plakken, ... Ook online zijn heel wat spelvormen te vinden. Denk maar aan een

  • quiz
  • kruiswoordraadsel
  • memory
  • puzzels
  • woordzoekers
  • galgje
  • bingokaart
  • zoek het verschil
  • paren maken
  • ...

Hier vind je enkele handige online tools die gebruiksvriendelijk zijn binnen onderwijs:

  • Bookwidgets
  • Quizlet
  • Kahoot