Nederlands -- les bases
Ce Genial.ly contient les éléments essentiels pour consolider vos compétences afin de structurer vos propos en Néerlandais.
Grammaire Fonctions langagières Erreurs fréquentes
ERREURS FREQUENTES
GRAMMAIRE
VOCABULAIRE
Apprenez de vos erreurs
éléments pour
construire vos compétences
PHRASES CLES
Pour une communication efficace
GRAMMAIRE
La conjugaison
Les pronoms/déterminants
L' adjectif
Les pronoms/déterminants
La négation
La phrase
L'Adjectif
Theorien paragraphe prêt à contenir créatTTivité, expé
Exercices
Accord de l'adjectif
Comparatif/superlatif
Comment accorder l'adjectif?
Adjectif + E
Exceptions: JAMAIS+"e"
Attribut= adjectif employé avec zijn, lijken, blijken, blijven, schijnen.
Het meisje is mooi.
Adjectif épithète si le nom qui suit est neutre (het-woord) singulier indéterminé
Een mooi meisje. Elk interessant boek.
= précédé de: een, geen, /, elk, ieder, welk, zulk, weinig
Adjectif en-'en'
Zilveren ring. Gouden armband.
=adj. de matière
Participes passés (irréguliers) sur -en
Gelezen boeken. Bekeken serie.
Expressions figées
Het openbaar vervoer. Het hoger onderwijs.
Les adjectifs prima, privé, gratis, lila, beige, roze, extra, fuchsia
LA CONJUGAISON
Le radical et règles d'orthographe
Le présent
L' impératif
Le passé composé
L' imparfait
Le futur simple
Le conditionnel présent
La conjugaison....level 2.
EXERCICE SUR LES TEMPS
LA CONJUGAISON
Level 2....
Le conditionnel passé
Le plus-que-parfait
Le futur antérieur
La construction passive
Le radical et règles d'orthographe
Théorie
Exercices
Le radical et règles d'orthographe
Le présent
Formation
Comment?
EXERCICES sur le présent
- On prend le radical …
- + ø
- +t => werk je ?
- +t
- +t
-
- +en
- +en
- +en
- ik werk
- je werkt
- u werkt
- hij/ze/het werkt
-
- we werken
- jullie werken
- ze werken
mémorisez la conjugaison des auxilières de mode:hebben/zijn/willen/mogen/kunnen/moeten
ATTENTION Verbes à particule séparable
--> la particule séparable est rejetée à la fin de la phrase
Ik sta vroeg op.
L'impératif
Théorie
Exercices
L' impératif
L'impératif
forme familière2ème personne sing/Pluriel
Forme polie
Radical
Lopen→LOOP!
Roepen→ROEP!
- Radical + t
- Lopen→LOOPT U!
- Roepen→ROEPT U!
ATTENTION : la particule séparable est rejetée à la fin de la phraseDoe je jas uit! Doet uw jas uit! ATTENTION : L’impératif de « zijn » est « wees » . Wees flink!
1ère personne au pluriel
Laten we + compléments = INFINITIF Laten we nu naar de bioscoop gaan!
ATTENTION : la particule séparable rejoint le verbe à l’infinitif à la fin de la phrase
Laten we ons werk voor de les marketing voorbereiden!
Le passé composé
Théorie
Exercices
Le passé composé
--> TIP: oefenen kan met deze lijst op quizlet
L'auxiliaire HEBBEN of ZIJN?
Le passé composé
Comment?
Formation participe passe
- Verbes réguliers
-
- ge + radical + t
- si le radical se termine par f,k,p,s,t,ch
-
- ge + radical + d dans les autres cas
- ik heb gewerkt
- je hebt gewerkt
- hij heeft gewerkt
- we hebben gewerkt
- jullie hebben gewerkt
- ze hebben gewerkt
! pas de ‘ge-‘ avec be-ge-ver-ont-(h)er-mis
hebben/zijn + participe passé
! verbes avec particule -> ge après particule: opGEstaan, aanGEkleed
ATTENTION au choix de l’auxiliaire hebben ou zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers (cfr.liste) ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
Het hulpwerkwoord = l’auxiliaireQuand utiliser « zijn » ou « hebben »?
HEBBEN
ZIJN
Avec la plupart des verbes transitifs
(= un verbe transitif est un verbe qui s’accompagne d’un complément d’objet)
Avec les verbes : zijn, vallen, gebeuren, blijven, blijken
Les verbes intransitifs qui expriment un changement d’état : beginnen, gaan, komen, opstaan, sterven, vallen, verhuizen, vertrekken, worden, vergeten, verdwijnen, veranderen
Les verbes intransitifs qui expriment une action ou un état Ik heb veel gewerkt
VS
Les verbes impersonnels Het heeft veel gesneeuwd
Les temps composés au passif Het kind is goed verzorgd
Les verbes réfléchis Hij heeft zich gewassen
Les verbes de réussite ou d’échec Het is mislukt, ik ben geslaagd
Les verbes intransitifs de mouvement qd le but/ point d’arrivée n’est pas indiqué Ze heeft in Gent gefietst
Les verbes intransitifs de mouvement qd le but/ point d’arrivée est indiqué Ze is naar Gent gefietst
Vergeten (ne pas avoir pensé = négligence) An heeft haar paraplu vergeten
Vergeten ( ne pas se souvenir) Ze is haar eigen telefoonnummer vergeten
L'imparfait
Comment?
Formation
- Verbes réguliers
- RADICAL+
- +TE(N)
- si le radical se termine par f,k,p,s,t,ch
-
- +DE(N) dans les autres cas
- ik woonde
- je/u woonde
- hij/ze/het woonde
-
- we woonden
- jullie woonden
- ze woonden
- ik werkte
- je/u werkte
- hij/ze/het werkte
-
- we werkten
- jullie werkten
- ze werkten
ATTENTION aux verbes irréguliers (cfr.liste) ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd ATTENTION aux verbes à particule séparable --> La particule est rejetée à la fin de la phrase. Hij loste het probleem op.
EXERCICES SUR L'IMPARFAIT
Le plus-que-parfait
Formation
Comment?
- had/was + participe passé
hadden/waren+participe passé
- j'avais travaillé
- tu avais travaillé
- il avait travaillé
- nous avions travaillé
- vous aviez travaillé
- ils avaient travaillé
- ik had gewerkt
- je had gewerkt
- hij had gewerkt
-
- we hadden gewerkt
- jullie hadden gewerkt
- ze hadden gewerkt
ATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le plus-que-parfait
Le futur simple
Formation
Comment?
zullen/gaan+ infinitif
- je travaillerai
- tu travailleras
- il travaillera
- nous travaillerons
- vous travaillerez
- ils travailleront
- Ik ga werken
- Je gaat werken
- Hij gaat werken
-
- We gaan werken
- Jullie gaan werken
- Ze gaan werken
-
- Ik zal werken
- Je zal werken
- Hij zal werken
-
- We zullen werken
- Jullie zullen werken
- Ze zullen werken
ATTENTION l'infinitif est rejeté à la fin de la proposition principale
ATTENTION comment choisir entre zullen/gaan?
EXERCICES SUR le futur simple
zullen vs gaan
gaan --> intention
zullen --> plus formel - langage écrit
Pour les communications officielles
Quand on exprime une intention
De kantoren zullen op 25 december gesloten zijn.
Dit weekend ga ik veel studeren.
Quand le sujet se déplace pour faire quelque chose.
Pour les promesses/ suggestions
Morgen zal ik mijn kamer opruimen!Zullen we die film bekijken?
VS
Als ik daar werk vind, ga ik er wonen.
Pour exprimer une probabilité, sans mentionner "waarschijnlijk", "zeker", "wel"
Pour exprimer une certitude
Dat zal problemen geven.
Pour exprimer une probabilité, quand on mentionne explicitement "waarschijnlijk", "zeker", "wel"
Straks gaat het regenen. Dat gaat lukken!
Dans les autres cas on peut utiliser le présent pour exprimer le futur! Morgen vertrek ik op vakantie.
Hij zal zeker slagen. Dat zal wel lukken!
Exercices -futur simple
Le futur antérieur
Formation
Comment?
- zal + participe passé + hebben / zijn
zullen+ participe passé + hebben / zijn
- j’aurai travaillé
- tu auras travaillé
- il aura travaillé
- nous aurons travaillé
- vous aurez travaillé
- ils auront travaillé
- Ik zal gewerkt hebben
- Je zal gewerkt hebben
- Hij zal gewerkt hebben
-
- We zullen gewerkt hebben
- Jullie zullen gewert hebben Ze zullen gewerkt hebben
ATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le futur antérieur
Le conditionnel présent
Formation
Comment?
zouden+ infinitif
- je travaillerais
- tu travaillerais
- il travaillerait
- nous travaillerions
- vous travailleriez
- ils travailleraient
- Ik zou werken
- Je zou werken
- Hij zou werken
-
- We zouden werken
- Jullie zouden werken
- Ze zouden werken
ATTENTION l'infinitif est rejeté à la fin de la phrase. Hij zou morgen naar de les komen.
EXERCICES SUR le conditionnel
Le conditionnel passé
Formation
Comment?
- zou + participe passé + hebben / zijn
zouden+participe passé + hebben / zijn
- j’aurais travaillé
- tu aurais travaillé
- il aurait travaillé
- nous aurions travaillé
- vous auriez travaillé
- ils auraient travaillé
- Ik zou gewerkt hebben
- Je zou gewerkt hebben
- Hij zou gewerkt hebben
-
- We zouden gewerkt hebben
- Jullie zouden gewert hebben Ze zouden gewerkt hebben
ATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le conditionnel passé
LA PHRASE EN NEERLANDAIS
La phrase complexe
La phrase infinitive
La phrase simple
L'ordre des mots
Exercices sur la phrase
- Exercices sur la phrase simple
- Exercices sur la phrase complexe
- Exercices supplémentaires
La phrase complexe
Théorie
Exercices
La phrase complexe
- La subordonnée relative 1
- La subordonnée relative 2
- La subordonnée relative 3
La subordonnée relative
- La subordonnée relative 4
Ordre des mots dans la phrase
La phrase complexe
WANNEER HOE WAAR?
wie doet wat
Ordre des mots dans la phrase
La dernière partie de la phrase:
La négation
Théorie
Exercices
La négation
Les pronoms et déterminants
Théorie
Exercices
Les pronoms personnels
Les pronoms possessifs
Les déterminants possessifs et démonstratifs
Les pronoms personnels
PRONOMS PERSONNELS sujet
PRONOMS PERSONNELS COMPLement
PRONOMS Personnels reflechis
- me/mezelf (vb. Ik was me.)
- je/jezelf - u/uzelf
- zich/zichzelf
- ons
- jullie
- zich/zichzelf
vb
- me (mij) (vb. Hij ziet me.)
- je (jou)/u
- hem/het
- haar/ze
- ik
- je (jij)/u
- hij/het
- ze (zij)
- we (wij)
- jullie
- ze (zij)
ATTENTION il ne faut pas confondre "zich" et "elkaar"."zich" = action vers la même personne (Hij wast zich) "elkaar" = action vers l'autre (Ze houden van elkaar.)
Les pronoms possessifs
PRONOMS possessifs
- le(s) mien(s)/
- la(s)/ (les) mienne(s)
- le(s) tien(s)/
- la(s)/ (les) tienne(s)
le(s) sien(s)/
la(s)/ (les) sienne(s) le(s) nôtre(s) le(s) vôtre(s) le(s) leur(s)
- de/het mijne
- Bv. Is dat jouw boek? Ja, dat is het mijne.
- de/het jouwe
de/het zijne de/het hare de/het onze die/dat van jullie de/het hunne
Les déterminants possessifs et démonstratifs
déterminants démonstratifs
déterminants possessifs
- Si ce dont on parle est près
- DIT--> het-woorden
DEZE--> de-woorden Si ce dont on parle est loin DAT --> het-woorden DIE --> de-woorden
- Vb. Dit huis hier is mooi, maar dat huis in de verte is lelijk.
votre/vosson/sa/ses notre/nos votre/vos leur/leurs
uwzijn (eigenaar= jongen)haar (eigenaar=meisje) ons (het-woorden) onze (de-woorden) jullie hun
attention à ne pas confondre HUN/HEN
ERREURS FREQUENTES
Toen vs. als/wanneer
Als/of
Allemaal/iedereen
Slagen/lukken
Eerst/ten eerste/eerste
Voorstel/presentatie/voorstelling
Zelf/zelfs
Heel/veel
Les verbes de position
Exprimer la date
Exprimer l'heure
allemaal vs iedereen
ALLEMAAL
IEDEREEN
‘tout le monde’, peut être sujet ou objet dans la phrase. Il s’utilise pour des personnes uniquement.
‘tout le monde’, uniquement lorsque l’on s’adresse à un groupe pour le saluer. 'iedereen' = aussi correct.
Dag allemaal!= Dag iedereen!
Hij heeft iedereen bedankt.
VS
‘tous / toutes / tout’ qui renvoie à un élément (personnes ou objets) déjà cité dans la phrase.
Une phrase ne peut jamais commencer par ALLEMAAL, donc on utilise iedereen !
Iedereen was tevreden.
Die meisjes zijn allemaal vriendelijk!
Erreurs fréquentes:
Allemaal was blij --> Iedereen was blij.Er is genoeg voor allemaal --> iedereen.
‘tous / toutes’ uniquement lorsque l’on s’adresse à un groupe pour lui donner des instructions.
Ga allemaal zitten!
maken vs doen
MAKEN
DOEN
DOEN signifie EFFECTUER UNE ACTION, ETRE OCCUPE à UNE ACTION sans être précis ou concret comme par ex. faire la vaisselle, faire les courses, faire une proposition.
MAKEN signifie REALISER, PRODUIRE, FABRIQUER, CONSTRUIRE, CRÉER, REPARER, REDIGER quelque chose qui auparavant n’y était pas. MAKEN est plus créatif et actif, plus précis et concret que DOEN.
VS
MAKEN s’utilise dans des expressions figées :
DOEN s’utilise dans des expressions figées :
Een onderzoek doen. Een beroep doen op. Oefeningen doen. (faire exercices physiques)
Een wandeling maken. Fouten maken. Oefeningen maken/Doen.
Erreurs fréquentes:
‘Faire faire’ se traduit par ‘laten + infinitif’.
Ik heb veel fouten gedaan.
Exercices -maken/doen
Vanmorgen heeft hij boodschappen gemaakt.
als/wanneer vs toen
ALS/WANNEER
TOEN
refère à un moment ou une période précise du passé
la répétition systématique d’un événement à l’intérieur d’une période au passé ou au présent
CE QU’IL FAUT RETENIR :
Als / wanneer = telkens als : « chaque fois que » + verbe à l’imparfait ou au présent
CE QU’IL FAUT RETENIR :
Toen = une fois dans le passé + verbe à l’imparfait
VS
Toen het begon te regenen, gingen we naar binnen.
Als / wanneer hij ons kwam bezoeken, bracht hij altijd een cadeautje mee.
Als / wanneer ik hem zie, draagt hij altijd dezelfde jas.
n'oubliez pas: REJET du verbe après als/wanneer/toen!
Erreur fréquente:
Exercices: als/wanneer/toen
Als ik jong was, woonde ik in Luik. --> TOEN
Als ik wakker werd, regende het hard. --> TOEN
heel vs veel
HEEL
VEEL
heel + adjectif/adverbe=très + adjectif/adverbe
veel + comparitif = beaucoup + comparitif
Het schilderij is heel mooi!
Een heel mooi meisje.
Hij komt heel vaak.
Dit schilderij is veel mooier dan het andere. Zijn broer is veel groter dan hij. Hij komt veel vaker dan jij.
VS
veel te + adjectif/adverbe = beaucoup trop + adjectif/adverbe
Erreurs fréquentes:
Dat schilderij is veel te duur.Hij komt veel te vaak.
Dat meisje is veel mooi -->Dat meisje is heel mooi.
Jij bent heel groter dan mij.-->Jij bent veel groter dan mij.
Exercices: heel/veel
zelf vs zelfs
ZELF
ZELFS
ZELF = soi-même ; en lui-même ; de ses propres yeux, on insiste sur le fait qu'il s'agit de cette personne et non d'une autre.
ZELFS = même, carrément / voire
Attention : moi-même, lui-même, vous-mêmes, etc. ne se traduisent pas littéralement. Ils se traduisent par le mot ‘ZELF’ tout seul. (Ik heb het ZELF gedaan)
Zelfs de minister ging ermee akkoord.
VS
Hij moet die oefening zelf maken.
Erreurs fréquentes:
Ik moet mijn studies zelfs betalen -->zelf.
Dat is niet moeilijk, dat is zelf gemakkelijk --> zelfs!
Exercices: zelf/zelfs
als vs of
ALS
OF
ALS = SI (à condition que)
OF = SI, lorsqu’il introduit un doute. OF suit souvent un verbe exprimant une incertitude. .
Als hij komt, zal ze blij zijn.
Les expressions suivantes expriment des conditions mais ne sont pas traduites par als
Ik weet niet of hij komt.
VS
- Si oui ----> Zo ja/ Indien ja/Indien wel
- Si non --> Zo niet/ Indien niet
- Si besoin est--> Zo nodig/ Indien nodig
OF = SI, lorsqu’il introduit un discours indirect.
Elien heeft me gevraagd of hij komt.
Erreur fréquente:
Exercices - als/of
Ik weet niet als hij komt. --> Ik weet niet OF hij komt.
slagen vs lukken
LUKKEN
SLAGEN/ZAKKEN
réussir un examen » slagen voor een examen rater un examen » zakken voor een examen
réussir à faire qqch » er in slagen iets te doen » het lukt om iets te doen
Ik ben erin geslaagd hem te bellen.
Hij is voor zijn examen geslaagd.
Het is me gelukt om hem te bellen.
VS
En néerlandais, « slagen » et « zakken » s’utilisent toujours avec « zijn » et s’accompagnent de la préposition « voor »
Qqch est réussi » iets is geslaagd / gelukt
Qqch a échoué » iets is mislukt
Erreurs fréquentes:
Het feestje was erg geslaagd.
Deze citroentaart is goed gelukt!
Het experiment is mislukt.
Ik heb erin gelukt.
Het is me geslaagd.
Erreurs fréquentes:
eerst/eerste/ten eerste
Ik ben tegen je voorstel. Eerst vind ik dat …
EERST
premièrement, (tout) d’abord
CE QU’IL FAUT RETENIR
s’utilise lorsqu’on indique un ordre chronologique
Eerste zal ik douchen en daarna ga ik eten.
Eerst gaan we eten, daarna gaan we shoppen!
TEN EERSTE
premièrement, tout d’abord
CE QU’IL FAUT RETENIR: - s’utilise lorsqu’on veut énumérer plusieurs éléments, sans indiquer un ordre chronologique
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Waarom kom je niet? Ten eerste heb ik geen tijd en ten tweede heb ik er geen zin in.
n'oubliez pas:
INVERSION après TEN EERSTE!
(de/het/een) eerste + nom (le/la/un.e) premier.ère + nom
CE QU’IL FAUT RETENIR
- Eerste a toujours un e final, même s’il précède un het-woord indéterminé au singulier
EERSTE
Twaalf jaar geleden had hij al een eerste boek over Beyoncé geschreven.
Exercices -eerst/ten eerste/eerste
Erreurs fréquentes:
voorstel/presentatie/voorstelling
Mijn voorstelling van vandaag gaat over de VRT. --> PRESENTATIE …
Ik heb een interessante voorstelling voor jou.--> VOORSTEL
DE PRESENTATIE
Présentation « action de présenter qqch » de presentatie (ou de voordracht)
Vandaag moet ik een presentatie doen over mijn project.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
DE VOORSTELLING
Représentation « spectacle, show, concert » de voorstelling
Het circus van Moskou zal dit weekend drie voorstellingen in Brussel houden.
HET VOORSTEL
Proposition « fait de proposer qqch » het voorstel (ou het aanbod)
Dit voorstel kan je niet weigeren.
Erreurs fréquentes:
17de April/ de 17 april --> 17 april
Exprimer la date
Hij komt de 10. --> Hij komt (op) de 10de.
We zijn => Het is vandaag 3 maart.
En néerlandais on utilise la proposition 'OP' pour exprimer la date:
--> Les mois s’écrivent avec une minuscule (comme en français)
Je suis née le 7 juin. ---> Ik ben geboren OP 7 juni.
Si le jour, le mois (et l’année) sont mentionnés =>
‘le’ n’est pas traduit en Nl.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Het is vandaag 17 april. ----- Nous sommes le 17 avril.
Si seul le jour est mentionné => ‘le’ est traduit en Nl mais le Nl utilise un numéral ordinal : (de eerste, de veertiende, de twintigste,…)
De hoeveelste is het vandaag? Het is vandaag de 17de. (zeventiende)
Nous sommes’ ne se traduit pas par ‘we zijn’
Het is vandaag 17 april. ----- Nous sommes le 17 avril.
Exercices -la date
Erreurs fréquentes:
Exprimer l'heure
Op 6 uur --> Om 6 uur
Om 10 uren.-> Om 10 uur.
En néerlandais on utilise la proposition 'OM' pour exprimer l'heure:
Om hoe laat? Om 6 uur.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
Lorsqu’on indique l’heure, ‘uur’ ne se met pas au pluriel.
VS
Het is 10 uur.
Contrairement au français, la demi-heure s’exprime par rapport à l’heure suivante: 6h30 = halfzeven
Het is halfnegen.
E xercices l'heure
Exprimer l'heure
En néerlandais on découpe l’heure en deux parties:
Les 20 minutes après l’heure et avant celle qui suit.
10u05 : vijf over (na) tien 10u15: kwart over (na) tien 10u19: negentien over (na) tien 10u45: kwart voor elf 11u50: tien voor twaalf 11u41: negentien voor twaalf
Exercices sur l'heure
Les 10 minutes avant et après la demi-heure.
11h30: Halftwaalf
11u20: tien voor halftwaalf 11h23: zeven voor halftwaalf 1h35: vijf over halftwaalf 11h39: negen over halftwaalf
Les verbes de position --> être
Erreur fréquente:
Mijn smartphone is in mijn tas. --> Mijn smartphone zit in mijn tas.
Ik ben voor de deur. --> Ik sta voor de deur.
Explication: le néerlandais traduit être/se trouver en fonction de la position dans laquelle se trouve un objet ou une personne. On emploie donc beaucoup moins souvent le verbe zijn en néerlandais que le verbe être en français.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Si l’objet/personne a une position horizontale :
LIGGEN
Het meisje ligt in het gras.
s’emploie aussi pour
un objet rond : De bal ligt in de tuin. et pour une position géographique: Leuven ligt in Vlaams-Brabant.
Les verbes de position --> être
STAAN
De jongen staat voor de klas.
Si l’objet/personne a une position verticale :
« staan » s’emploie aussi pour : * un objet sur roues : De fiets staat in de tuin. * un objet sur pieds : De tafel staat op het terras. * Du matériel écrit, dessiné ou imprimé : Dat staat in jullie syllabus.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Si l’objet/personne a une position assise : Hij zit in de klas.
ZITTEN
« zitten » s’emploie aussi pour : * un objet qui se trouve dans un autre objet :
De sleutels zitten in mijn tas.
HANGEN
De trui hangt in de kast.
Si l’objet/personne pend :
Exercices - verbes de position
Phrases clés
se saluer
argumenter
donner son opinion
donner un conseil
s'excuser
faire une présentation
JE MENING GEVEN
Quel est votre opinion?
Je (ne) pense (pas) que Je (ne) trouve (pas) que Je (ne) crois (pas) que Personnellement, je ne pense pas que Selon mon opinion/ Selon moi (+INVERSIE) il est difficile de….
Je suis convaincu(e) que Je (ne) suis (pas) sûre que ….+ REJET
Je (ne) suis (pas) d'accord/avec vous. Je (ne) suis (pas) d'accord avec toi.
Wat is uw mening/opinie?
Ik denk (niet) dat…+ REJET
Ik vind (niet) dat… + REJET
Ik geloof (niet) dat…+REJET
Persoonlijk (INVERSIE) denk ik niet dat….+ REJET
Naar mijn mening/ Volgens mij (+INVERSIE) is het moeilijk om….
Ik ben ervan overtuigd dat…+ REJET
Ik ben er (niet) zeker van dat ….+ REJET
Ik ga daarmee (niet) akkoord/ ik ga akkoord met u. Ik ben het (niet) met jou eens.
ARGUMENTEREN
Waarom? Omdat ....+REJET Waarom? Daarom!Daarom....+ INVERSIE Ten eerste....ten tweede....ten derde....+INVERSIE
Het hangt ervan af. Aan de ene kant.... aan de andere kant.... Enerzijds....anderzijds....+INVERSIE Ik heb hiervoor twee redenen/argumenten. Een eerste reden/voordeel is dat.... een tweede reden/voordeel is dat... Bovendien...+INVERSIE
Pourquoi? Parce que... Pourquoi? Parce que! C'est pourquoi...Premièrement, deuxièmement, troisièmement
ça dépend. D'un côté, d'un autre côté... D'une part... d'autre part... J'ai deux raisons/arguments pour cela. Une 1ère raison est que … une 2ème raison est que … En outre,...
RAAD GEVEN
Ik raad je aan om…….te+INF
Het is een goed idee om……te+INF
Het is belangrijk om…….. te+INF
In jouw plaats zou ik... Als ik je een tip mag geven, + INVERSIE
Het is goed als……
Je zou …… kunnen +INF
Je te conseille de...C'est une bonne idée de... C'est important de... A ta place je .... Si je peux te donner un conseil... C'est bien si.... Tu pourrais....
EEN PRESENTATIE GEVEN
Deze presentatie gaat over…./ Het onderwerp van deze presentatie is.... Vandaag zal ik (mijn Mi2B project) aan jullie/u voorstellen. Vandaag zal ik het hebben over.... Mijn presentatie bevat vier onderdelen: ten eerste zal ik wat meer informatie geven over (het bedrijf en het project), ten tweede zal ik uitleggen hoe ik op het idee ben gekomen, ten derde... Eerst zal ik de voordelen behandelen, daarna komen de nadelen aan bod.
Laat ons beginnen met … / Laat ons verdergaan met … Om te eindigen, tot besluit, om af te ronden,.../ Dit brengt ons bij het einde van mijn presentatie Samenvattend/ Ik herhaal de belangrijkste punten: ... Ik dank u voor uw aandacht. Zijn er vragen …?/ Als u vragen hebt, zal ik die nu met plezier beantwoorden.
LE VOCABULAIRE
Un vocabulaire plus riche permet de comprendre plus de conversations et d’exprimer librement ses pensées. Dans le syllabus vous découvrez le vocabulaire dans les différents châpitres. Pensez à reviser régulièrement, des nouveaux mots ne s'apprennent pas en quelques jours!
Un outil comme Quizlet peut vous aider.
Nederlands - Grammatica
s.barroo
Created on February 4, 2021
Start designing with a free template
Discover more than 1500 professional designs like these:
View
Memories Presentation
View
Pechakucha Presentation
View
Decades Presentation
View
Color and Shapes Presentation
View
Historical Presentation
View
To the Moon Presentation
View
Projection Presentation
Explore all templates
Transcript
Nederlands -- les bases
Ce Genial.ly contient les éléments essentiels pour consolider vos compétences afin de structurer vos propos en Néerlandais.
Grammaire Fonctions langagières Erreurs fréquentes
ERREURS FREQUENTES
GRAMMAIRE
VOCABULAIRE
Apprenez de vos erreurs
éléments pour
construire vos compétences
PHRASES CLES
Pour une communication efficace
GRAMMAIRE
La conjugaison
Les pronoms/déterminants
L' adjectif
Les pronoms/déterminants
La négation
La phrase
L'Adjectif
Theorien paragraphe prêt à contenir créatTTivité, expé
Exercices
Accord de l'adjectif
Comparatif/superlatif
Comment accorder l'adjectif?
Adjectif + E
Exceptions: JAMAIS+"e"
Attribut= adjectif employé avec zijn, lijken, blijken, blijven, schijnen.
Het meisje is mooi.
Adjectif épithète si le nom qui suit est neutre (het-woord) singulier indéterminé
Een mooi meisje. Elk interessant boek.
= précédé de: een, geen, /, elk, ieder, welk, zulk, weinig
Adjectif en-'en'
Zilveren ring. Gouden armband.
=adj. de matière
Participes passés (irréguliers) sur -en
Gelezen boeken. Bekeken serie.
Expressions figées
Het openbaar vervoer. Het hoger onderwijs.
Les adjectifs prima, privé, gratis, lila, beige, roze, extra, fuchsia
LA CONJUGAISON
Le radical et règles d'orthographe
Le présent
L' impératif
Le passé composé
L' imparfait
Le futur simple
Le conditionnel présent
La conjugaison....level 2.
EXERCICE SUR LES TEMPS
LA CONJUGAISON
Level 2....
Le conditionnel passé
Le plus-que-parfait
Le futur antérieur
La construction passive
Le radical et règles d'orthographe
Théorie
Exercices
Le radical et règles d'orthographe
Le présent
Formation
Comment?
EXERCICES sur le présent
mémorisez la conjugaison des auxilières de mode:hebben/zijn/willen/mogen/kunnen/moeten
ATTENTION Verbes à particule séparable --> la particule séparable est rejetée à la fin de la phrase Ik sta vroeg op.
L'impératif
Théorie
Exercices
L' impératif
L'impératif
forme familière2ème personne sing/Pluriel
Forme polie
Radical Lopen→LOOP! Roepen→ROEP!
ATTENTION : la particule séparable est rejetée à la fin de la phraseDoe je jas uit! Doet uw jas uit! ATTENTION : L’impératif de « zijn » est « wees » . Wees flink!
1ère personne au pluriel
Laten we + compléments = INFINITIF Laten we nu naar de bioscoop gaan!
ATTENTION : la particule séparable rejoint le verbe à l’infinitif à la fin de la phrase Laten we ons werk voor de les marketing voorbereiden!
Le passé composé
Théorie
Exercices
Le passé composé
--> TIP: oefenen kan met deze lijst op quizlet
L'auxiliaire HEBBEN of ZIJN?
Le passé composé
Comment?
Formation participe passe
! pas de ‘ge-‘ avec be-ge-ver-ont-(h)er-mis
hebben/zijn + participe passé
! verbes avec particule -> ge après particule: opGEstaan, aanGEkleed
ATTENTION au choix de l’auxiliaire hebben ou zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers (cfr.liste) ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
Het hulpwerkwoord = l’auxiliaireQuand utiliser « zijn » ou « hebben »?
HEBBEN
ZIJN
Avec la plupart des verbes transitifs (= un verbe transitif est un verbe qui s’accompagne d’un complément d’objet)
Avec les verbes : zijn, vallen, gebeuren, blijven, blijken
Les verbes intransitifs qui expriment un changement d’état : beginnen, gaan, komen, opstaan, sterven, vallen, verhuizen, vertrekken, worden, vergeten, verdwijnen, veranderen
Les verbes intransitifs qui expriment une action ou un état Ik heb veel gewerkt
VS
Les verbes impersonnels Het heeft veel gesneeuwd
Les temps composés au passif Het kind is goed verzorgd
Les verbes réfléchis Hij heeft zich gewassen
Les verbes de réussite ou d’échec Het is mislukt, ik ben geslaagd
Les verbes intransitifs de mouvement qd le but/ point d’arrivée n’est pas indiqué Ze heeft in Gent gefietst
Les verbes intransitifs de mouvement qd le but/ point d’arrivée est indiqué Ze is naar Gent gefietst
Vergeten (ne pas avoir pensé = négligence) An heeft haar paraplu vergeten
Vergeten ( ne pas se souvenir) Ze is haar eigen telefoonnummer vergeten
L'imparfait
Comment?
Formation
ATTENTION aux verbes irréguliers (cfr.liste) ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd ATTENTION aux verbes à particule séparable --> La particule est rejetée à la fin de la phrase. Hij loste het probleem op.
EXERCICES SUR L'IMPARFAIT
Le plus-que-parfait
Formation
Comment?
- had/was + participe passé
hadden/waren+participe passéATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le plus-que-parfait
Le futur simple
Formation
Comment?
- zal/ga(at) + infinitif
zullen/gaan+ infinitifATTENTION l'infinitif est rejeté à la fin de la proposition principale
ATTENTION comment choisir entre zullen/gaan?
EXERCICES SUR le futur simple
zullen vs gaan
gaan --> intention
zullen --> plus formel - langage écrit
Pour les communications officielles
Quand on exprime une intention
De kantoren zullen op 25 december gesloten zijn.
Dit weekend ga ik veel studeren.
Quand le sujet se déplace pour faire quelque chose.
Pour les promesses/ suggestions
Morgen zal ik mijn kamer opruimen!Zullen we die film bekijken?
VS
Als ik daar werk vind, ga ik er wonen.
Pour exprimer une probabilité, sans mentionner "waarschijnlijk", "zeker", "wel"
Pour exprimer une certitude
Dat zal problemen geven.
Pour exprimer une probabilité, quand on mentionne explicitement "waarschijnlijk", "zeker", "wel"
Straks gaat het regenen. Dat gaat lukken!
Dans les autres cas on peut utiliser le présent pour exprimer le futur! Morgen vertrek ik op vakantie.
Hij zal zeker slagen. Dat zal wel lukken!
Exercices -futur simple
Le futur antérieur
Formation
Comment?
- zal + participe passé + hebben / zijn
zullen+ participe passé + hebben / zijnATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le futur antérieur
Le conditionnel présent
Formation
Comment?
- zou + infinitif
zouden+ infinitifATTENTION l'infinitif est rejeté à la fin de la phrase. Hij zou morgen naar de les komen.
EXERCICES SUR le conditionnel
Le conditionnel passé
Formation
Comment?
- zou + participe passé + hebben / zijn
zouden+participe passé + hebben / zijnATTENTION au choix de l'auxiliaire hebben/zijn
ATTENTION aux verbes irréguliers
ATTENTION aux verbes en -ven et -zen=> -fd & -sd
EXERCICES SUR le conditionnel passé
LA PHRASE EN NEERLANDAIS
La phrase complexe
La phrase infinitive
La phrase simple
L'ordre des mots
Exercices sur la phrase
La phrase complexe
Théorie
Exercices
La phrase complexe
La subordonnée relative
Ordre des mots dans la phrase
La phrase complexe
WANNEER HOE WAAR?
wie doet wat
Ordre des mots dans la phrase
La dernière partie de la phrase:
La négation
Théorie
Exercices
La négation
Les pronoms et déterminants
Théorie
Exercices
Les pronoms personnels
Les pronoms possessifs
Les déterminants possessifs et démonstratifs
Les pronoms personnels
PRONOMS PERSONNELS sujet
PRONOMS PERSONNELS COMPLement
PRONOMS Personnels reflechis
- me/mezelf (vb. Ik was me.)
- je/jezelf - u/uzelf
- zich/zichzelf
- ons
- jullie
- zich/zichzelf
vbATTENTION il ne faut pas confondre "zich" et "elkaar"."zich" = action vers la même personne (Hij wast zich) "elkaar" = action vers l'autre (Ze houden van elkaar.)
Les pronoms possessifs
PRONOMS possessifs
- le(s) mien(s)/
- la(s)/ (les) mienne(s)
- le(s) tien(s)/
- la(s)/ (les) tienne(s)
le(s) sien(s)/ la(s)/ (les) sienne(s) le(s) nôtre(s) le(s) vôtre(s) le(s) leur(s)- de/het mijne
- Bv. Is dat jouw boek? Ja, dat is het mijne.
- de/het jouwe
de/het zijne de/het hare de/het onze die/dat van jullie de/het hunneLes déterminants possessifs et démonstratifs
déterminants démonstratifs
déterminants possessifs
- Si ce dont on parle est près
- DIT--> het-woorden
DEZE--> de-woorden Si ce dont on parle est loin DAT --> het-woorden DIE --> de-woorden- mon/ma/mes
-
- ton/ta/tes
votre/vosson/sa/ses notre/nos votre/vos leur/leurs- mijn
-
- je/jouw
uwzijn (eigenaar= jongen)haar (eigenaar=meisje) ons (het-woorden) onze (de-woorden) jullie hunattention à ne pas confondre HUN/HEN
ERREURS FREQUENTES
Toen vs. als/wanneer
Als/of
Allemaal/iedereen
Slagen/lukken
Eerst/ten eerste/eerste
Voorstel/presentatie/voorstelling
Zelf/zelfs
Heel/veel
Les verbes de position
Exprimer la date
Exprimer l'heure
allemaal vs iedereen
ALLEMAAL
IEDEREEN
‘tout le monde’, peut être sujet ou objet dans la phrase. Il s’utilise pour des personnes uniquement.
‘tout le monde’, uniquement lorsque l’on s’adresse à un groupe pour le saluer. 'iedereen' = aussi correct.
Dag allemaal!= Dag iedereen!
Hij heeft iedereen bedankt.
VS
‘tous / toutes / tout’ qui renvoie à un élément (personnes ou objets) déjà cité dans la phrase.
Une phrase ne peut jamais commencer par ALLEMAAL, donc on utilise iedereen !
Iedereen was tevreden.
Die meisjes zijn allemaal vriendelijk!
Erreurs fréquentes:
Allemaal was blij --> Iedereen was blij.Er is genoeg voor allemaal --> iedereen.
‘tous / toutes’ uniquement lorsque l’on s’adresse à un groupe pour lui donner des instructions.
Ga allemaal zitten!
maken vs doen
MAKEN
DOEN
DOEN signifie EFFECTUER UNE ACTION, ETRE OCCUPE à UNE ACTION sans être précis ou concret comme par ex. faire la vaisselle, faire les courses, faire une proposition.
MAKEN signifie REALISER, PRODUIRE, FABRIQUER, CONSTRUIRE, CRÉER, REPARER, REDIGER quelque chose qui auparavant n’y était pas. MAKEN est plus créatif et actif, plus précis et concret que DOEN.
VS
MAKEN s’utilise dans des expressions figées :
DOEN s’utilise dans des expressions figées :
Een onderzoek doen. Een beroep doen op. Oefeningen doen. (faire exercices physiques)
Een wandeling maken. Fouten maken. Oefeningen maken/Doen.
Erreurs fréquentes:
‘Faire faire’ se traduit par ‘laten + infinitif’.
Ik heb veel fouten gedaan.
Exercices -maken/doen
Vanmorgen heeft hij boodschappen gemaakt.
als/wanneer vs toen
ALS/WANNEER
TOEN
refère à un moment ou une période précise du passé
la répétition systématique d’un événement à l’intérieur d’une période au passé ou au présent
CE QU’IL FAUT RETENIR : Als / wanneer = telkens als : « chaque fois que » + verbe à l’imparfait ou au présent
CE QU’IL FAUT RETENIR : Toen = une fois dans le passé + verbe à l’imparfait
VS
Toen het begon te regenen, gingen we naar binnen.
Als / wanneer hij ons kwam bezoeken, bracht hij altijd een cadeautje mee. Als / wanneer ik hem zie, draagt hij altijd dezelfde jas.
n'oubliez pas: REJET du verbe après als/wanneer/toen!
Erreur fréquente:
Exercices: als/wanneer/toen
Als ik jong was, woonde ik in Luik. --> TOEN
Als ik wakker werd, regende het hard. --> TOEN
heel vs veel
HEEL
VEEL
heel + adjectif/adverbe=très + adjectif/adverbe
veel + comparitif = beaucoup + comparitif
Het schilderij is heel mooi! Een heel mooi meisje. Hij komt heel vaak.
Dit schilderij is veel mooier dan het andere. Zijn broer is veel groter dan hij. Hij komt veel vaker dan jij.
VS
veel te + adjectif/adverbe = beaucoup trop + adjectif/adverbe
Erreurs fréquentes:
Dat schilderij is veel te duur.Hij komt veel te vaak.
Dat meisje is veel mooi -->Dat meisje is heel mooi. Jij bent heel groter dan mij.-->Jij bent veel groter dan mij.
Exercices: heel/veel
zelf vs zelfs
ZELF
ZELFS
ZELF = soi-même ; en lui-même ; de ses propres yeux, on insiste sur le fait qu'il s'agit de cette personne et non d'une autre.
ZELFS = même, carrément / voire
Attention : moi-même, lui-même, vous-mêmes, etc. ne se traduisent pas littéralement. Ils se traduisent par le mot ‘ZELF’ tout seul. (Ik heb het ZELF gedaan)
Zelfs de minister ging ermee akkoord.
VS
Hij moet die oefening zelf maken.
Erreurs fréquentes:
Ik moet mijn studies zelfs betalen -->zelf. Dat is niet moeilijk, dat is zelf gemakkelijk --> zelfs!
Exercices: zelf/zelfs
als vs of
ALS
OF
ALS = SI (à condition que)
OF = SI, lorsqu’il introduit un doute. OF suit souvent un verbe exprimant une incertitude. .
Als hij komt, zal ze blij zijn.
Les expressions suivantes expriment des conditions mais ne sont pas traduites par als
Ik weet niet of hij komt.
VS
OF = SI, lorsqu’il introduit un discours indirect.
Elien heeft me gevraagd of hij komt.
Erreur fréquente:
Exercices - als/of
Ik weet niet als hij komt. --> Ik weet niet OF hij komt.
slagen vs lukken
LUKKEN
SLAGEN/ZAKKEN
réussir un examen » slagen voor een examen rater un examen » zakken voor een examen
réussir à faire qqch » er in slagen iets te doen » het lukt om iets te doen
Ik ben erin geslaagd hem te bellen.
Hij is voor zijn examen geslaagd.
Het is me gelukt om hem te bellen.
VS
En néerlandais, « slagen » et « zakken » s’utilisent toujours avec « zijn » et s’accompagnent de la préposition « voor »
Qqch est réussi » iets is geslaagd / gelukt Qqch a échoué » iets is mislukt
Erreurs fréquentes:
Het feestje was erg geslaagd. Deze citroentaart is goed gelukt! Het experiment is mislukt.
Ik heb erin gelukt.
Het is me geslaagd.
Erreurs fréquentes:
eerst/eerste/ten eerste
Ik ben tegen je voorstel. Eerst vind ik dat …
EERST
premièrement, (tout) d’abord CE QU’IL FAUT RETENIR s’utilise lorsqu’on indique un ordre chronologique
Eerste zal ik douchen en daarna ga ik eten.
Eerst gaan we eten, daarna gaan we shoppen!
TEN EERSTE
premièrement, tout d’abord CE QU’IL FAUT RETENIR: - s’utilise lorsqu’on veut énumérer plusieurs éléments, sans indiquer un ordre chronologique
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Waarom kom je niet? Ten eerste heb ik geen tijd en ten tweede heb ik er geen zin in.
n'oubliez pas: INVERSION après TEN EERSTE!
(de/het/een) eerste + nom (le/la/un.e) premier.ère + nom CE QU’IL FAUT RETENIR - Eerste a toujours un e final, même s’il précède un het-woord indéterminé au singulier
EERSTE
Twaalf jaar geleden had hij al een eerste boek over Beyoncé geschreven.
Exercices -eerst/ten eerste/eerste
Erreurs fréquentes:
voorstel/presentatie/voorstelling
Mijn voorstelling van vandaag gaat over de VRT. --> PRESENTATIE …
Ik heb een interessante voorstelling voor jou.--> VOORSTEL
DE PRESENTATIE
Présentation « action de présenter qqch » de presentatie (ou de voordracht)
Vandaag moet ik een presentatie doen over mijn project.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
DE VOORSTELLING
Représentation « spectacle, show, concert » de voorstelling
Het circus van Moskou zal dit weekend drie voorstellingen in Brussel houden.
HET VOORSTEL
Proposition « fait de proposer qqch » het voorstel (ou het aanbod)
Dit voorstel kan je niet weigeren.
Erreurs fréquentes:
17de April/ de 17 april --> 17 april
Exprimer la date
Hij komt de 10. --> Hij komt (op) de 10de.
We zijn => Het is vandaag 3 maart.
En néerlandais on utilise la proposition 'OP' pour exprimer la date:
--> Les mois s’écrivent avec une minuscule (comme en français)
Je suis née le 7 juin. ---> Ik ben geboren OP 7 juni.
Si le jour, le mois (et l’année) sont mentionnés => ‘le’ n’est pas traduit en Nl.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Het is vandaag 17 april. ----- Nous sommes le 17 avril.
Si seul le jour est mentionné => ‘le’ est traduit en Nl mais le Nl utilise un numéral ordinal : (de eerste, de veertiende, de twintigste,…)
De hoeveelste is het vandaag? Het is vandaag de 17de. (zeventiende)
Nous sommes’ ne se traduit pas par ‘we zijn’
Het is vandaag 17 april. ----- Nous sommes le 17 avril.
Exercices -la date
Erreurs fréquentes:
Exprimer l'heure
Op 6 uur --> Om 6 uur
Om 10 uren.-> Om 10 uur.
En néerlandais on utilise la proposition 'OM' pour exprimer l'heure:
Om hoe laat? Om 6 uur.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
Lorsqu’on indique l’heure, ‘uur’ ne se met pas au pluriel.
VS
Het is 10 uur.
Contrairement au français, la demi-heure s’exprime par rapport à l’heure suivante: 6h30 = halfzeven
Het is halfnegen.
E xercices l'heure
Exprimer l'heure
En néerlandais on découpe l’heure en deux parties:
Les 20 minutes après l’heure et avant celle qui suit.
10u05 : vijf over (na) tien 10u15: kwart over (na) tien 10u19: negentien over (na) tien 10u45: kwart voor elf 11u50: tien voor twaalf 11u41: negentien voor twaalf
Exercices sur l'heure
Les 10 minutes avant et après la demi-heure.
11h30: Halftwaalf 11u20: tien voor halftwaalf 11h23: zeven voor halftwaalf 1h35: vijf over halftwaalf 11h39: negen over halftwaalf
Les verbes de position --> être
Erreur fréquente:
Mijn smartphone is in mijn tas. --> Mijn smartphone zit in mijn tas.
Ik ben voor de deur. --> Ik sta voor de deur.
Explication: le néerlandais traduit être/se trouver en fonction de la position dans laquelle se trouve un objet ou une personne. On emploie donc beaucoup moins souvent le verbe zijn en néerlandais que le verbe être en français.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Si l’objet/personne a une position horizontale :
LIGGEN
Het meisje ligt in het gras.
s’emploie aussi pour un objet rond : De bal ligt in de tuin. et pour une position géographique: Leuven ligt in Vlaams-Brabant.
Les verbes de position --> être
STAAN
De jongen staat voor de klas.
Si l’objet/personne a une position verticale :
« staan » s’emploie aussi pour : * un objet sur roues : De fiets staat in de tuin. * un objet sur pieds : De tafel staat op het terras. * Du matériel écrit, dessiné ou imprimé : Dat staat in jullie syllabus.
This is a paragraph of text waiting to be awesome content
SUBTITLE HERE
VS
Si l’objet/personne a une position assise : Hij zit in de klas.
ZITTEN
« zitten » s’emploie aussi pour : * un objet qui se trouve dans un autre objet : De sleutels zitten in mijn tas.
HANGEN
De trui hangt in de kast.
Si l’objet/personne pend :
Exercices - verbes de position
Phrases clés
se saluer
argumenter
donner son opinion
donner un conseil
s'excuser
faire une présentation
JE MENING GEVEN
Quel est votre opinion? Je (ne) pense (pas) que Je (ne) trouve (pas) que Je (ne) crois (pas) que Personnellement, je ne pense pas que Selon mon opinion/ Selon moi (+INVERSIE) il est difficile de…. Je suis convaincu(e) que Je (ne) suis (pas) sûre que ….+ REJET Je (ne) suis (pas) d'accord/avec vous. Je (ne) suis (pas) d'accord avec toi.
Wat is uw mening/opinie? Ik denk (niet) dat…+ REJET Ik vind (niet) dat… + REJET Ik geloof (niet) dat…+REJET Persoonlijk (INVERSIE) denk ik niet dat….+ REJET Naar mijn mening/ Volgens mij (+INVERSIE) is het moeilijk om…. Ik ben ervan overtuigd dat…+ REJET Ik ben er (niet) zeker van dat ….+ REJET Ik ga daarmee (niet) akkoord/ ik ga akkoord met u. Ik ben het (niet) met jou eens.
ARGUMENTEREN
Waarom? Omdat ....+REJET Waarom? Daarom!Daarom....+ INVERSIE Ten eerste....ten tweede....ten derde....+INVERSIE Het hangt ervan af. Aan de ene kant.... aan de andere kant.... Enerzijds....anderzijds....+INVERSIE Ik heb hiervoor twee redenen/argumenten. Een eerste reden/voordeel is dat.... een tweede reden/voordeel is dat... Bovendien...+INVERSIE
Pourquoi? Parce que... Pourquoi? Parce que! C'est pourquoi...Premièrement, deuxièmement, troisièmement ça dépend. D'un côté, d'un autre côté... D'une part... d'autre part... J'ai deux raisons/arguments pour cela. Une 1ère raison est que … une 2ème raison est que … En outre,...
RAAD GEVEN
Ik raad je aan om…….te+INF Het is een goed idee om……te+INF Het is belangrijk om…….. te+INF In jouw plaats zou ik... Als ik je een tip mag geven, + INVERSIE Het is goed als…… Je zou …… kunnen +INF
Je te conseille de...C'est une bonne idée de... C'est important de... A ta place je .... Si je peux te donner un conseil... C'est bien si.... Tu pourrais....
EEN PRESENTATIE GEVEN
Deze presentatie gaat over…./ Het onderwerp van deze presentatie is.... Vandaag zal ik (mijn Mi2B project) aan jullie/u voorstellen. Vandaag zal ik het hebben over.... Mijn presentatie bevat vier onderdelen: ten eerste zal ik wat meer informatie geven over (het bedrijf en het project), ten tweede zal ik uitleggen hoe ik op het idee ben gekomen, ten derde... Eerst zal ik de voordelen behandelen, daarna komen de nadelen aan bod. Laat ons beginnen met … / Laat ons verdergaan met … Om te eindigen, tot besluit, om af te ronden,.../ Dit brengt ons bij het einde van mijn presentatie Samenvattend/ Ik herhaal de belangrijkste punten: ... Ik dank u voor uw aandacht. Zijn er vragen …?/ Als u vragen hebt, zal ik die nu met plezier beantwoorden.
LE VOCABULAIRE
Un vocabulaire plus riche permet de comprendre plus de conversations et d’exprimer librement ses pensées. Dans le syllabus vous découvrez le vocabulaire dans les différents châpitres. Pensez à reviser régulièrement, des nouveaux mots ne s'apprennent pas en quelques jours!
Un outil comme Quizlet peut vous aider.